Corrymeela is een oecumenisch centrum in Noord-Ierland, gericht op verzoening. Op de website staat dit: “We have fifty years of experience working alongside fractured communities and groups who are finding their relationships difficult, as well as addressing relational, societal, structural and power dynamics.” Ik was er een weekend in januari.
Corrymeela is een bijzondere plek. Dat merkte ik al meteen toen ik er aankwam. De weidse en grillige Ierse wolkenlucht, het uitzicht over de oceaan, de eilanden in de verte – en dan op de rand van de kust een groepje ogenschijnlijk willekeurig verspreide gebouwen. De hartvormige kapel staat in het midden: de Crói, Iers voor ‘hart’. Zonder ramen, want dit is een plek om naar binnen te keren. Deze plek bracht me tot rust, zozeer zelfs, dat ik in de stilte-viering van zaterdagmorgen zomaar twintig minuten stil met mezelf was – hoe lang was dat geleden?
Ik wist van het bestaan van deze plek af door de dichter Padraig Ó Tuama, voormalig leider van Corrymeela. Hem hoorde ik eerder al spreken op het Festival of Preaching en zijn werk had ik gelezen – zo mooi en verrassend dat ik ook benieuwd was naar deze plek. Dat ik er nu was, kwam doordat ik min of meer gestuit was op een Twitter-oproep om het weekend ‘Blessed are the Brave’ bij te wonen. In een opwelling meldde ik me aan.
Hier werden geen wenkbrauwen opgetrokken
Zo was ik opeens op de rand van Noord-Ierland. Met ongeveer dertig anderen, die allemaal uit Noord-Ierland, de VK, of de VS kwamen. Dat ik de enige non-native speaker was, vind ik inmiddels geen drempel meer – op een gegeven moment bereik je een niveau waarop spreken van hart tot hart belangrijker is dan een perfecte beheersing. Er was een mengelmoes aan homo’s, hetero’s, bi’s, non-binaire, cis en transgender personen. Ja, de taal van de queer community is soms ingewikkeld, maar dit weekend was geen plek waar wenkbrauwen werden opgetrokken; iedereen hier was ‘affirming’ (is daar een goed Nederlands woord voor?). Bovendien had iedereen een link met de kerk, hetzij als voorganger, hetzij als (zoekende) gelovige.
En dat het nodig was om zo’n plek te hebben waar niemand zich hoefde te verdedigen of waar met Bijbelteksten gesmeten werd, dat bleek hard nodig. Want de kerk is zo vaak een plek waar mensen pijn gedaan wordt, zeker rondom seksualiteit. Er waren moegestreden pastors. Verbitterde kerkgangers. Er was iemand die het afgelopen jaar hardhandig door zijn voormalige kerkenraadsleden uit de kast gesmeten was. Er was een moeder die haar plek aan het terugzoeken was in de kerk. Er was een man die de enige uit-de-kast-voorganger was in zijn kerkverband. Er was een katholieke priester. Een rural gay pride organiseerder. Een jonge vrouw die pastor was voor havenwerkers in Belfast.

Hoe ben je een goede ally?
Ik had al langer het gevoel méér te willen betekenen in het onderwerp kerk en LGBTQI+. Het is mooi dat er steeds meer openheid komt, maar het zouden niet alleen gay en queermensen zélf moeten zijn die de strijd voeren. Er zijn ook ‘allies’ nodig, medestanders. Net zoals ik het ook prettig vind dat er niet alleen vrouwelijke, maar ook mannelijke voorstanders het woord voeren over de vrouw in het ambt – met als kanttekening dat deze mannen ook weer niet te bevoogdend moeten worden, alsof zij het wel even zullen oplossen.
En daar zit meteen een belangrijk punt. Hoe ben je medestander zonder dat je andermans verhaal gaat kapen? Hoe steun je zonder paternalistisch te worden? Hoe ben je een goede ally?
Het werd geen weekend van theoretische lezingen met antwoorden op dit soort vragen. Het was niet over theologie praten, maar eerder theologie doen. De vier hoofdsessies bestonden uit Bijbelverhalen lezen en herlezen en elkaars perspectieven delen in kleinere groepen. Op zaterdagmorgen werd de bijeenkomst geleid door een universitair docent critical theory, die de groep hielp frisse inzichten te verwerven door Bijbelse of niet-Bijbelse frames over bekende verhalen heen te leggen. Hij gaf groepjes bijvoorbeeld de opdracht het verhaal van de Verloren Zoon opnieuw te lezen met als thema ‘hoop’. Of het verhaal van Abraham die Isaak offert met het thema ‘Ierland’. Of Jacob die vecht met de engel met het thema ‘Twitter/Facebook’. Dat lijken thema’s die er niets mee te maken hebben, en misschien is dat ook zo, maar ondanks dat bleken die willekeurige invalshoeken nieuwe diepten in het verhaal aan te boren. Iedereen leest altijd met een eigen perspectief en creëert zo betekenis. Dat is niet erg, maar belangrijk is wel dat je je eigen bril leert herkennen. En geïnteresseerd bent in de bril van anderen. Luisteren dus.
Hoe meer verhalen we hoorden, hoe meer ruimte er kwam
Dat luisteren bleek op meerdere niveaus inspirerend. In mijn groepje, dat uit vijf vrouwen en één man bestond, keken we hoe er geluisterd werd in de gelijkenis van de Verloren Zoon. Er wordt daar ook veel niet geluisterd, concludeerde het vrouwelijke deel van de groep. De vader laat zijn teruggekomen zoon amper uitspreken voor hij bevel geeft tot het feest. De oudere broer luistert niet naar wat zijn broer te vertellen heeft, maar heeft zijn oordeel meteen al klaar. Onze mannelijke groepsgenoot had een aha-moment toen hij zich realiseerde dat dit zijn blinde vlek is. Hij had niet gezien dat er ook niet-geluisterd werd in het verhaal en verbond dit aan zijn man-zijn. Dat hij wilde leren van zijn vrouwelijke groepsgenoten, was voor mij op mijn beurt weer een verrassend moment. Hoe vaak denk ik niet dat het vrouwelijke perspectief minder waard is dan het mannelijke? Heel vaak, al dan niet bewust.
Zo bracht het simpelweg praten over verhalen al allerlei interessante gespreksonderwerpen naar boven. En, als achterliggend doel, verbinding. De verhalenavond op zaterdag versterkte dat: tien mensen vertelden in vijf minuten een persoonlijk verhaal met als thema ‘Brave’. Ontroerend, grappig, mooi, en interessant. Ook de vieringen in de Crói deden dit: onderdeel van de liturgie was steeds het delen van een ervaring. Hoe vaker we dit deden, hoe meer ruimte er kwam. Openheid. En daarmee vrijheid, dapperheid, en liefde.

Geweld en haat nog maar zo kort geleden
Verhalen delen en zo mensen bijeen brengen, dat is nu precies wat Corrymeela tot Corrymeela maakt. Het is een peace and reconciliation centre, wat al bestond voor het begin van The Troubles in Noord-Ierland, de gewelddadige strijd tussen unionisten/protestanten en nationalisten/katholieken, een strijd die duizenden levens heeft gekost en pas met het Good Friday Agreement in 1998 ten einde kwam. Naar Corrymeela zijn mensen letterlijk gevlucht. Het was een plek die verzoening tussen mensen vanuit beide partijen tot stand wilde brengen. En die ervaring is wat meeklinkt als je een weekend meeleeft. Ik hoorde het in de manier waarop de leiders hun woorden kozen en zag het in de manier waarop het programma van het weekend was opgezet. Mensen bij elkaar brengen doe je door hen naar elkaar te laten luisteren via verhalen.
De geschiedenis van Noord-Ierland was overigens iets wat automatisch meeklonk in de dagen dat ik er was. Niet alleen toen ik na afloop nog alleen een dag in Belfast doorbracht en daar verschillende cruciale plekken bezocht (zoals de Peace Wall, die vredig klinkt, maar wat een grauwe en grimmige plek is), maar ook in de verhalen van de mensen die ik in Corrymeela ontmoette. Zo bleek één deelnemer getrouwd te zijn met iemand die destijds als gevangene had meegedaan aan de befaamde hongerstaking van IRA-strijders. Een heftig verleden wat nog zo vers is, en zo zichtbaar ook. Alleen al zichtbaar door de verschillende vlaggen die wapperen in verschillende wijken in Belfast: de rood-wit-blauwe Union Jack of de groen-wit-oranje Ierse vlag. Voor mij als Nederlander was dit een onbekend deel van de geschiedenis en het overviel me ook; zoveel geweld en destructie en haat, nog maar zo kort geleden – en dat terwijl vrijwel alle Ieren die ik ontmoette, aan de kust en in de stad, zo ontzettend aardig waren. Wat moest er voor nodig zijn om het conflict zo te doen escaleren? Het antwoord ligt in een lange complexe geschiedenis van kolonialisme, etnische en religieuze verschillen en het politieke antwoord daarop.

Luisteren naar echte mensen
Die context, samen met de ervaring van seksuele minderheden, zorgde voor mij persoonlijk voor allerlei nieuwe inzichten in hoe Bijbelverhalen gelezen worden. Het hielp me om overbekende verhalen weer tot leven te laten komen. Als ik ze in mijn eentje lees, dan lijken ze vaak zo saai en voorspelbaar. Totdat er anderen zijn, die met hun eigen achtergrond en levensverhaal andere details zien, anders reageren, anders kijken. Die andere perspectieven kun je van boeken en bijbelcommentaren verkrijgen, maar toch vooral van echte mensen, die naast je zitten en wiens stem je hoort. En dat is ook het antwoord op de vraag hoe je een goede medestander bent. Dat ben je als je luistert en doorvertelt, veilige plekken creëert, en je stem laat horen.
Zo raakte ik niet alleen geïnspireerd door de inhoud van het weekend, maar ook door de methode. Dit wil ik meer, dacht ik toen ik terugreisde naar Cambridge. Dat hele simpele uitgangspunt: Bijbelverhalen lezen – of vertellen – en daar dan samen over doorpraten. Een veilige ruimte creëren, waar iedereen welkom is. Waar ieders verhaal ertoe doet. Waar ook de verhalen van hen waar niet eerder naar geluisterd werden, naar voren komen. Zodat mensen durven delen. Zodat de rijkdom en wijsheid uit de Bijbel groeit en groeit. Zodat de ontelbare diversiteit van Gods kinderen zichtbaar wordt.