Ik was er behoorlijk trots op. Ik had de hele kerkzaal gebruikt om een gebedswandeling vorm te geven langs alle zinnen van het Onze Vader. Bij elk punt had ik een kleine opdracht geschreven, zoals: ‘Ga aan de tafel zitten en eet een stukje brood. Denk aan alles wat God je heeft gegeven. Dank Hem voor alles waarmee je gezegend bent.’ of: ‘Wie of wat regeert er in jouw leven?’ Er klonk Taizé-muziek, de zomerzon scheen door de gekleurde ramen naar binnen en maakte mooie kleuren op de grond. Ik wist zeker dat er vanavond iets bijzonders zou gebeuren.
Kort hiervoor was ik geïnspireerd geraakt tijdens een gesprek over de toekomst van de kerk in Utrecht. Samen met een groepje anderen mocht ik nadenken over concrete stappen voor onze protestantse kerk, maar voor we zover waren praatten we eindeloos over wat we opmerkten en ervaarden in onze eigen gemeentes. ‘Het gaat zo vaak over organiseren en regelen,’ verzuchtten we. ‘We missen de geestdrift, enthousiasme voor het geloof, en de bereidheid om te investeren in geloofsgesprekken. Dat lijkt helemaal niet terug te komen in beleidsplannen van de kerk. Hoe kan de kerk weer levendiger worden?’
Als rechtgeaarde gelovigen wisten we natuurlijk het antwoord hierop. ‘Niet wij besturen de kerk, maar Christus. Dus het enige wat we kunnen doen, is wat we veel meer zouden moeten doen maar wat gevoelig ligt in onze traditie. Meer bidden. En meer samen bidden.’
Het wakkerde iets in mij aan, dit gesprek. Natuurlijk moesten we meer bidden. Ik moest ook in mijn gemeente dit gesprek op gang brengen en mensen stimuleren om meer tijd te spenderen aan het bijeenkomen voor gebed, in plaats van alleen het praktische regel- en doewerk. Ik zou een gebedsbijeenkomst organiseren.
Het idee had ik opgedaan uit een verhaal van een collega uit een andere stad, die met haar gemeente bezig was met het onderwerp ‘gebed’, en uit de Anglicaanse gebedscampagne ‘Thy Kingdom Come’. Dat laatste is een initiatief van aartsbisschop Justin Welby en uitgegroeid tot een wereldwijde beweging van gebed in de dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren. Ik vond op de website van Thy Kingdom Come een prachtige handleiding met praktische aanwijzingen rond de zinnen van het Onze Vader, en besloot die te gebruiken in mijn eigen gemeente.
Ik was vroeg in de kerk om alles klaar te zetten. Een paar stoelen bij elk ‘gebedsstation’, een plek om stil te zijn en kaarsjes aan te steken bij het einde. Bij de ingang van de kerk het krijtbord met een uitnodiging om binnen te komen. Ik had gemeenteleden opgeroepen om te komen in het kerkblaadje en de digitale nieuwsbrief en ik was vol verwachting. Hier moest wel iets moois uit komen.
Het was zeven uur, de kerkklok sloeg. Vanaf nu konden er mensen komen. Ik ging op een stoel zitten bij de ingang om mensen welkom te kunnen heten en eventueel iets uit te leggen.
Het eerste uur kwam er niemand. Helemaal niemand.
Tijdens het tweede uur kwamen er drie mensen. Drie. Meer niet. Drie vrouwen, allemaal van de enige bijbelkring die mijn gemeente rijk was. Ik was dankbaar dat ze waren gekomen, al was het maar voor mij. Maar het kon het zware gevoel op mijn borst niet wegnemen.
Ik had gehoopt op veel mensen, heel veel mensen. Ik had gehoopt op zoveel mensen dat het een maandelijkse activiteit kon worden waar iedereen over zou praten. Ik had gehoopt dat mensen geïnspireerd en geraakt werden. Ik had gehoopt op mooie gesprekken en ontmoetingen. Ik had gehoopt op een kleine opwekking. Ik had gehoopt op succes.
Had ik zelf eigenlijk wel gebeden, vroeg ik me opeens af toen ik de kerkdeur weer dichtdeed. Ja, ik had natuurlijk zo af en toe gebeden bij de voorbereiding. En ik had gebeden toen ik daar op die stoel zat in de lege kerk, te wachten tot er iemand zou komen. Vurig gebeden had ik op dat moment.
Maar hoe belangrijk was gebed eigenlijk voor mijzelf?
Ik ben opgegroeid op met veel gebed. Twee keer per maaltijd (vooraf en achteraf), ’s avonds voor het slapen gaan, op zondag in de kerk, ’s ochtends in de klas en bij iedere kerkelijke aangelegenheid (catechisatie, koor, club). Dat was best een veilige vorm van bidden, want meestal hoefde je alleen maar je ogen dicht te doen en je handen te vouwen. Een ander zei de woorden, weliswaar uit het hoofd maar met veel bekende uitdrukkingen en algemeenheden. ’s Avonds voor ik naar bed ging, was de enige keer dat ik zelf moest bidden. Toen ik klein was een gezongen avondgebed, later bedacht ik zelf de woorden. Gefluisterd, of gewoon alleen hoorbaar in mijn eigen hoofd. Soms sloeg ik het over, of viel ik halverwege in slaap.
Tijdens mijn studententijd kwam ik in aanraking met een nieuwe vorm van gebed: het kringgebed. Dat had een wat dubieuze status op mijn studentenvereniging, want het was een invloed uit meer evangelicale kringen. Het was dan ook altijd een wat ongemakkelijk moment, zo aan het einde van een bijbelkring, want met onze gedeelde reformatorische roots was het nu eenmaal niet makkelijk om zo persoonlijk je gebeden voor God neer te leggen. Om samen met leeftijdsgenoten te improviseren al naar gelang wat er op dat moment nodig was. In plaats van het vrije ‘popcorn’ kringgebed waar iedereen kon beginnen met bidden als hij of zij zich daartoe geroepen voelde, kozen we meestal voor het vaste rondje, het ‘suikerspin’ kringgebed. Iedereen om de beurt. Geen ongemakkelijke stiltes, die eigenlijk heilig zouden moeten aanvoelen, maar weten waar je aan toe bent.
Eén keer probeerde ik het ministry-gebed uit, op een conferentie van een overkoepelend evangelisch verband van studentenverenigingen. Op die conferenties had ik geleerd om me open te stellen voor mijn gevoel als het ging om geloof en op een avond waagde ik het erop. Ik liep naar een van de gebedsteams aan de zijkant van de grote conferentiezaal en vroeg de man en de vrouw of ze voor me wilden bidden. Dat deden ze. De man legde ongevraagd zijn hand zwaar op mijn schouder. Hij rook uit zijn mond, zo sterk, dat dat het enige was waar ik aan kon denken. Ze baden allebei voor mij, en gebruikten veelvuldig het woord ‘Heer’. Het moest mooi zijn, maar ik heb het nooit weer gedaan.
Gebed bleef voor mij iets lastigs. Ik verloor mijn vaste geloof tijdens mijn studie en zond de hele dag schietgebedjes op naar een God van wie ik niet meer wist of die er was. Maar er was niets of niemand die luisterde, dacht ik, en uiteindelijk gaf ik het op. Ik voelde me dom als ik voor me uit zat te fluisteren op mijn bed. Toen ik mijn geloof hervond, werd het anders dan voorheen. God was als een meer vanzelfsprekende aanwezigheid bij me. Het was niet zo nodig om expliciet een opgezegde boodschap aan hem kwijt te moeten. Ik bad niet veel meer, maar ging met hernieuwde passie bezig met mijn studie theologie en voelde de roeping om dominee te worden. God was er, maar hoe ik precies moest bidden? Ik vond een nieuw antwoord in de woorden van het Dienstboek van de Protestantse Kerk, waar allerlei prachtige gebeden in staan die je kunt gebruiken in kerkdiensten of in het dagelijks leven. Het lezen van die woorden hielp me, en als ik zelf mocht voorgaan in gebed tijdens kerkdiensten, kwamen de woorden als vanzelf in me op. Bidden namens de hele gemeente vond ik gemakkelijker dan bidden voor mezelf.
Ik denk dat mijn eigen ongemak met het persoonlijk gebed iets weerspiegelt van het algemene ongemak met gebed in de protestantse traditie. Natuurlijk, er wordt veel gebeden in het openbaar, in groepen en in kerkdiensten. En er wordt veel gehamerd op het belang van het persoonlijke gebed. Maar het voortdurende geworstel met ‘stille tijd’ zegt genoeg. Bidden is niet vanzelfsprekend. Het is moeilijk, het blijft stil, we zijn voortdurend afgeleid en we weten niet wat we moeten zeggen.
Dus wat had ik eigenlijk verwacht, die gebedsavond in de kerk? Dat iedereen zou komen, ondanks dat ik zelf als voorganger bidden ook al ingewikkeld vond? Dat er opeens een miraculeuze verandering zou plaatsvinden in het karakter van mijn gemeente, waar vooral doeners zitten? Dat er nu opeens wél mensen zouden komen, terwijl ze al nooit naar de eerder gehouden bidmomenten op zondagen kwamen? Had ik verwacht dat de schroom rond bidden in de protestantse traditie plotsklaps zou verdwijnen?
Ik was echt verdrietig toen ik naar huis fietste. Geen opwekking, geen nieuwe geestdrift. Ik had alle attributen weer in mijn tas gedaan en thuis aangekomen stopte ik ze diep weg. Ik wilde er niet meer aan denken. Die vernieuwing in de kerk moest dan maar op een andere manier aangepakt worden.
Dat was allemaal vorige zomer. Ik heb er niet veel meer aan gedacht sinds die tijd. Tot vorige week. Ik bezocht een Iona-viering in mijn nieuwe woonplaats Cambridge op dinsdagavond, een zogenaamde ‘healing service’. Ik wist wat het was, omdat ik het eerder had meegemaakt op het Engelse festival Greenbelt. Ik stapte de kleine kapel van de kerk binnen. Er zaten maar zes mensen, in een kleine kring om een knielbankje heen, vooral ouderen. We noemden onze namen. Eén man ging ons voor in de liturgie, die afgedrukt stond op een vaker gebruikt A-4tje. Aan het einde van de gebeden was er een moment van gebed voor elkaar. Om beurten zeiden de aanwezigen voor wie ze gebed wilden, knielden op het bankje en iedereen legde een hand op zijn of haar schouders. Dan zeiden we allemaal dezelfde woorden. Geen improvisatie, geen geaarzel, geen stopwoorden, geen ongemakkelijke stilte. Maar steeds alleen dit:
Spirit of the living God, present with us here,
enter … , in body, mind and spirit,
and heal him/her/you of all that harms her/him/you,
in Jesus’ name. Amen.
Ik twijfelde, maar als laatste knielde ik tenslotte ook. Ik voelde de handen op mijn schouders en boog mijn hoofd. Ik hoorde de woorden, die ik even daarvoor ook zelf had meegezegd. Het raakte me. Het raakte me dieper dan welk gebed dan ook sinds lange tijd. Het was eenvoudig en tegelijkertijd oneindig diep. (De hele liturgie van de healing service is hier te vinden.)
Daar wil ik meer van, van dat soort gebed. Dat soort bijeenkomsten waar mensen hun zorgen kwijt kunnen, een hand op hun schouder gelegd wordt en waar de Geest van God gevraagd wordt om heling. Eenvoudig, maar zonder te aarzelen en in vol vertrouwen. Ik heb nog geen antwoord op de vraag hoe gebed een plaats kan krijgen in onze nuchtere, rationele en op het woord gerichte protestantse kerken. Maar ik weet wel dat gebed een mens goed doet.
De zondag erna zat ik in weer een andere kerk, en tot mijn verrassing werd daar de jaarlijkse gebedscampagne ‘Thy Kingdome Come’ aangekondigd. Op Hemelvaart begint het, negen dagen van gebed, een website waar je individueel kunt meedoen, en bijeenkomsten in kerken overal ter wereld. Als aanloop naar Pinksteren, het feest van de Geest. Ik heb alvast een gebedsboekje van de website gedownload.
Om met de woorden van aartsbisschop Justin Welby af te sluiten: ‘Take the risk of prayer.’
(Lees een prachtig, kort stuk van Justin Welby over gebed hier – waarom hij gebedsvernieuwing tot prioriteit van zijn werk heeft gemaakt.)