Rijden in West-Bengal is een kunst apart en op te splitsen in drie categorieën:

  1. Rijden op de snelweg. Van Kolkata naar Durgapur reisde ik per bus, een grote touringcar met een interessant ogende chauffeur. Hij had een jaren negentig-matje in zijn nek – dat hij regelmatig controleerde in de spiegelende ruit – en gebruikte oogpotlood om zijn ogen te accentueren. Eenmaal aangekomen op de snelweg, bleek deze chauffeur er een suïcidale rijstijl op na te houden. Aangezien er geen verkeersregels gebezigd worden op de wegen en er dus links en rechts ingehaald kan worden, is de situatie op de weg op zijn zachtst gezegd nogal chaotisch. Er rijden allerlei kleine vrachtwagentjes die niet harder gaan dan veertig tot zestig kilometer per uur, en bovendien is de weg niet overal even goed geasfalteerd. Daarbij komt nog het feit dat er ook fietsers, wandelaars en wat verdwaalde koeien langs de weg te vinden zijn. Dit alles was voor de chauffeur echter geen reden om rustig aan te doen. Integendeel, met angstwekkende snelheden raasde hij op de langzame vrachtwagens af, om vervolgens aggressief te toeteren en te proberen om een gaatje te vinden om erlangs te kunnen. Als dat gaatje er niet was, dan probeerde hij het nog, eventueel via de berm of door andere auto’s aan de kant te drukken. Hij heeft wonderbaarlijke manoeuvres uitgehaald met de, vergeleken bij de andere vervoersmiddelen op de snelweg, enorme touringcar. Ik zat nogal voorin de bus en kon dus alles volgen: drie uur lang heb ik met argusogen en hartkloppingen toegekeken hoe de chauffeur te werk ging, terwijl ik mezelf voorhield dat dit vast dagelijkse kost was op deze snelweg.
  2. Rijden op het platteland. De situatie buiten de snelwegen is geheel anders. Hier gaat het niet om snelheid, maar om behendigheid in het ontwijken van kuilen, hobbels, koeien, geiten, kippen, schapen, buffels, kinderen, fietsers, rijst die te drogen ligt, en allerlei weggebruikers die langzamer zijn dan een auto. Een reis van dorp naar dorp gaat dus gepaard met horten en stoten, veel remmen en optrekken en uiteraard overmatig veel geclaxonneer om elk mogelijk obstakel te waarschuwen. Gelukkig laat de gesteldheid van de weg het niet toe om veel harder dan vijftig te gaan, dus voor ernstige botsingen hoeft de bijrijder niet bang te zijn. Wel moet je maag tegen een stootje kunnen.
  3. Rijden in de stad. In de stad dient een chauffeur vooral erg opportunistisch te zijn. Elk gaatje moet benut kunnen worden om het eigen vehikel in te kunnen passen, teneinde zoveel mogelijk andere weggebruikers te passeren. De chauffeur moet brutaal genoeg zijn om auto’s die in willen voegen geen kans te geven, en genoeg ruimtelijk inzicht bezitten om in te kunnen schatten hoeveel millimeters er nog tussen zijn auto en de auto/riksja/bus/boodschappentas van de ander zit. Ik heb nog geen vrouwelijke chauffeurs in de steden ontdekt, misschien is dit te wijten aan de cultuur, maar wellicht ook aan het feit dat vrouwen zich liever niet wagen aan de macho-rijstijl.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s