Op vakantie in eigen land als je in Engeland woont, betekent dat je veel te kiezen hebt! Het is zo’n groot eiland met zoveel mooie plekken, waar we nog maar een paar stukjes van gezien hebben. We speelden met verschillende ideeën, maar kwamen uiteindelijk op het South West Coast Path. Daarvan liepen we een deel in Cornwall en een deel in Dorset. Het fijne van lopen met onze backpacks op onze rug, is dat we alles bij ons hebben wat nodig is: kampeerspullen, kleding en eten – en zo kunnen we altijd van a naar b lopen. We stippelden een route uit, kochten wandelkaarten, boekten treintickets, en gingen!
We begonnen onze reis met de trein en reden in ongeveer acht uur van Cambridge via Londen naar Penzance. Daar sliepen we de eerste nacht via Airbnb bij een wat excentrieke gastheer op de zolderkamer. Penzance is een wat verouderd kustplaatsje wat op ons wat somber overkwam, met veel grijs en beton en weinig gezellige straten.
Van Penzance naar Treen Farm
En toen was het zover! We hesen onze backpacks op onze rug en zetten de eerste stappen op het kustpad. De eerste kilometers gingen over verharde wegen langs twee mooie kustdorpjes, maar daarna begon het echte werk. Op en neer, langs grote rotsblokken, smalle paadjes, over grote keien, onder bomen door. Met steeds weer de uitzichten over de oceaan en het geluid van het water op de rotsen. Na het beetje regen in de ochtend klaarde het op en werd het zelfs best warm, al bereikten de temperaturen gelukkig nooit het niveau van de hittegolf in de rest van Engeland en Europa…
Die eerste dag liepen we ongeveer 17 kilometer en kampeerden we op Treen Farm Campsite, waar je niet kunt boeken, maar waar ze genadig een plekje overhouden voor backpackers, met uitzicht op de oceaan. Er was nog genoeg tijd over om heerlijk aan het strand te zitten, wat je kon bereiken via een gevaarlijke klauterpartij over de rotsen. Maar dan zat je ook op één van de mooiste stranden die ik ooit heb gezien, met helderblauw en ijskoud water.
Van Treen Farm naar Trevadra Farm, via Land’s End
We hadden ons ingesteld op een zware tweede dag, omdat de tweede dag om de een of andere reden altijd lastig is. Je lichaam is nog moe van de dag ervoor en nog niet gewend aan weer zo’n zware inspanning. Toch ging het eigenlijk verrassend goed! Steeds de ene voet voor de andere, jezelf plus rugzak van de ene klif naar de volgende verplaatsend, omhoog, en dan meteen weer omlaag, niet teveel nadenkend, maar gewoon gestaag verder. Iedere dag maakten we zo’n 600 hoogtemeters, maar de meters omlaag zijn minstens even zwaar. Geen stukje van het pad is hier vlak en af en toe is het zelfs letterlijk klauteren! Onderweg kwamen we langs Land’s End, het meest westelijke puntje van Engeland. Erg toeristisch, waar we van profiteerden door een ijsje te kopen, maar daarna snel weer verder de natuur in.
Het laatste stuk liepen we letterlijk over het strand met alle badgasten, terwijl wij daar zwetend en zwaarbepakt door het zand ploeterden! Gelukkig lag aan datzelfde strand ook onze camping, hoog op de kliffen, nadat we zo’n 15 km gelopen hadden. Eerst dus omhoog, dan de tent opzetten, en meteen weer omlaag, met onze billen in het zand. Een soort strandvakantie, maar dan anders.
Van Trevadra Farm naar Morvah
De derde dag was zwaar. Het was een stukje verder dan de dag ervoor (ruim 16 km), en misschien waren we door de dag ervoor iets te optimistisch geraakt over hoe makkelijk het is om met een backpack te lopen. Ik vond deze dag eigenlijk al vanaf kilometer 8 erg zwaar! Mijn voeten deden pijn en ik kon er gewoon even niet meer zo van genieten. Toch was ook deze wandeling weer schitterend. We kwamen langs vervallen en verlaten mijnen, langs een schipwrak en ruïnes van kastelen, en overal weer die prachtige blauwe oceaan, met kleine verborgen strandjes waar we onze pauzes hielden. Het gehucht Morvah was ons einddoel en gelukkig bereikten we dat al eerder dan we hadden gedacht. Rond drie uur kwamen we aan op de camping, wat niet meer was dan een veld met een hokje met toiletten en wastafels. Geen douches dus, maar dat wisten we van tevoren. We hadden verwacht dat er in de wijde omtrek geen winkel of pub te vinden was, maar tot onze verrassing was er wel een heel schattig klein theehuisje met een galerie, die ook nog eens warme maaltijden aanbood! Zo zaten we om vier uur ’s middags te genieten van lasagne en ‘cheese ploughmans’, en daarna natuurlijk weer richting het strand om een klein duikje te wagen.
Van Morvah naar St. Ives
Met de ervaring van de vorige dag in ons achterhoofd gingen we deze dag op pad. Dit zou de langste etappe zijn (19 km) en als het te zwaar werd, zouden we proberen om het laatste stukje te liften of de bus te nemen. Het moet wel leuk blijven tenslotte :-) Maar tot onze eigen verrassing ging het lopen deze dag heerlijk! We namen wat langere rustpauzes en genoten van de uitzichten, en omdat we inmiddels gewend waren aan de grote backpacks voelden we die ook haast niet meer. Rustig in je eigen tempo, dan kun je een heel eind komen. Het einde van onze tocht was in zicht: St. Ives, een kustplaats aan de noordkant van Cornwall. We berekenden dat we er ongeveer om vier uur konden zijn, ware het niet dat we vlak ervoor een verkeerde afslag namen en in een soort woestenij van prikkelstruiken en doorns terecht kwamen… en hoe verder we liepen, hoe koppiger we dachten: we gaan niet terug! Het kostte ons behoorlijk wat schrammen en bijna een uur extra, maar uiteindelijk vonden we het pad terug. Toen konden we eindelijk het dorp insjokken en de camping vinden, waar we op een prachtig trekkersveldje terechtkwamen met het mooiste uitzicht tot nu toe. Je betaalt er dan wel de hoofdprijs voor: 27 pond per nacht voor twee personen met een klein tentje, maar dat namen we voor lief. We beloonden onszelf met een stevige maaltijd in een pub en slenterden wat door het stadje. St. Ives is erg toeristisch, maar ondanks dat ook erg leuk! Veel mooie kleine straatjes en leuke winkels, een prachtig strand en een mooie haven.
Surfen!
Nu was het tijd voor een rustdag. Hoewel… rusten is een relatief begrip. We hadden namelijk een surfles geboekt! En dat bleek een schot in de roos. In twee uur kwamen we nog best een heel eind, en leerden we hoe je jezelf en je board kan laten meenemen door de golven, en hoe je kunt gaan staan. Eelco met zijn skate-ervaring lukte het aardig, en ik stond ook zeker een aantal seconden rechtop ;-) Maar ik was eigenlijk vooral heel erg aan het genieten. Zo leuk om het nu zelf te doen, nadat we alle eerdere dagen zoveel anderen bezig hadden gezien. Het lijkt wel alsof haast iedereen hier in het bezit van een surfplank en een wetsuit is. ’s Avonds vermaakte de plaatselijke zeehond de toeristen, in de hoop op eten. Het schijnt overigens dat je hier ook dolfijnen kunt zien, maar die hebben we helaas niet gespot!
Jurassic Coast
Voor het tweede deel van onze reis namen we de trein naar Dorset. We zetten onze tent op bij een inspiratieloze camping en wandelden naar het toeristische maar toch best leuke Lyme Regis heen en weer. De volgende dag liepen we door de mist naar West Bay, het dorpje dat figureert in de serie Broadchurch. Hier staat een hele bijzondere enorme rotswand, die vanaf het strand zo’n 50 meter recht omhoog steekt. We slenterden er wat rond in de hoop een fossiel te vinden – het heet hier niet voor niets Jurassic Coast – maar toen we er een steen vanuit de instabiele steenmassa rakelings langs ons heen viel, hielden we toch maar wat afstand…
Het werd deze avond wat kouder en het bleef bewolkt, zodat we helaas niets van de maansverduistering konden zien. ’s Nachts stak er ook nog eens een storm op, zodat we de halve nacht wakker lagen van het geluid en het heen en weer gaan van ons tentje en van de commotie bij de buren van wie de tent instortte. Om vijf uur ’s ochtends, toen we net weer in slaap gevallen waren, maakte iemand ons wakker om te zeggen dat de storm nóg heviger zou worden. De overburen met hun kleine caravannetje braken ook op, en het leek ons verstandig dat ook maar te doen. Uiteindelijk was het misschien niet echt nodig geweest om zo vroeg al te gaan. De wind werd nog wel harder, maar we hebben een goede tent die dat wel had aangekund. Ach, daar leer je ook weer van…! Omdat we beiden niet zoveel zin hadden om met zo weinig slaap en zo’n harde wind te gaan lopen, namen we de bus naar de volgende camping. Daar kregen we een beschut plekje, zetten onze tent op, en besloten toen alsnog een deel van de wandeling te doen naar Abbotsbury, en vandaar met de bus weer terug te gaan. Hier was de natuur weer heel anders, maar ook weer heel bijzonder en mooi, met een natuurlijke lagune tussen kust en zee.
Weer thuis
Op de laatste dag begon het ’s avonds te regenen, wat heel fijn was voor het uitgedroogde land. Overal waar we hadden gelopen, hebben we de sporen van de lange droogte gezien. Een mislukte oogst bij een bonenveld, scheuren in de aarde en overal gele graslanden. Die regen was dus zeer welkom, maar wij waren blij dat we terug naar huis konden en precies de hittegolf in Cambridge hadden overgeslagen.
In totaal hebben we ongeveer 67 km in Cornwall en 25 km in Dorset gelopen, dus 92 kilometer in zes wandeldagen! Zoveel meters hebben we niet eerder gemaakt tijdens een vakantie. Het was echt heerlijk om op zo’n prachtige plek te zijn en een heel andere kant van Engeland te zien.
Nu weer plannen maken voor een volgend reisje! Snowdonia? De kust van Norfolk? Isle of Skye? Tips waar je fijn kunt wandelen en kamperen/wildkamperen?