We waren studenten die de dagen vulden met lezen, studeren, praten en nadenken. We werden opgeleid om dominee te worden en dat betekende dat we met onze neus in de boeken zaten, oude talen leerden, hoorden over belangrijke theologen en de lange kerkgeschiedenis.
Toch was er op zeker moment een training voor deze aanstaande dominees waarin de nadruk lag op het uitbeelden van Bijbelteksten. Onwennig stonden we in de grote zaal van het seminarium. De docent begon en leerde ons voelen, onze voeten op de grond, ons lichaam in de ruimte, onze schouders ontspannen. Ongemakkelijk en aarzelend begonnen we te lopen, daarna te springen, te rennen en te dansen. Steeds overtuigder. Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? We beeldden de krachten en machten uit die de gelovigen kunnen afhouden van die liefde en gebruikten deze keer de hele ruimte, in plaats van alleen een tafel en een stoel.
Na afloop vertelden we elkaar wat dit uur bij ons losgemaakt had. Ik zei, uit de grond van mijn hart: ‘Nu voel ik weer dat ik een lichaam heb, in plaats van alleen een hoofd!’
Jezelf ongemakkelijk voelen in je lichaam
Ik denk dat mijn ervaring typerend is voor veel mensen. We zitten zoveel in ons hoofd dat we ons lichaam vaak amper nodig hebben, zeker in deze tijd van computers, tablets, smartphones, series en podcasts. We groeien bovendien op in een wereld met een heel ongemakkelijke verhouding tot ons lichaam. Ons lichaam is meestal een bron van onzekerheid.
Er bestaat een hoog ideaalbeeld van wat een mooi lichaam is, en als je daarvan afwijkt wordt je opgeroepen om er iets aan te doen. Dat geldt voor vrouwen, maar zeker ook voor mannen. Afvallen, make-up, botox, krachttraining, corrigerend ondergoed. We groeien op temidden van mensen die zelf onzeker zijn over hun lichaam en als gevolg is het overgrote deel van de mensen niet blij met hun eigen lichaam. Bij vrouwen is die ontevredenheid en het ongemak nog weer veel hoger dan bij mannen.
Die ontevredenheid herken ik. Vanaf de puberteit heb ik ook een moeizame relatie gehad met mijn lichaam. Ik vond mezelf lelijk en te dik, wist niet goed hoe ik me zo kon kleden dat ik me prettiger voelde en vond het vreselijk om mezelf op foto’s terug te zien.
Mijn reactie op dit ongemak met mijn lichaam was: negeren dat dat lichaam bestond en alle focus leggen op studeren en nadenken. Oftewel: volledig in mijn hoofd leven.
Tot ik op die bewuste middag in de zaal van het seminarium mijn lichaam terugvond. Ik voelde hoe ik liep, ademde, bewoog. Ik bevond me temidden van een heleboel andere lichamen, kort en lang, dik en dun, van verschillende kleuren en verschillende gaven en beperkingen. En met die lichamen beeldden we een Bijbeltekst uit, die sindsdien gegraveerd is in mijn herinnering. Ook onze lichamen brengen een boodschap over, zo leerde ik die week. Waar ik tot dan toe onzeker en voorzichtig voor een groep stond, leerde ik nu om mijn innerlijke kracht ook te laten uitstralen in mijn lichaamshouding. Ik opende mijn ogen voor wat mijn lichaam eigenlijk betekende. Later begon ik met hardlopen en leerde ik zelfs om te gaan houden van mijn eigen lichaam, dat sterk en gezond is.
Geloven is geest, lichaam is bijzaak
Ook het geloof was voor mij tot dat moment iets wat alleen maar in mijn hoofd plaatsvond. Het had te maken met woorden, overtuigingen, ideeën, redeneringen. Vooral dus met geest, en niet met lichaam. Toen ik klein was moest ik in de kerk stilzitten en luisteren, af en toe wat zingen, en dan weer luisteren en stilzitten. Toen ik later andere (protestantse) kerken bezocht, was er niet veel anders, hooguit gebeurde er wat meer met zitten en staan.
In die nadruk op het geestelijke wordt iets zichtbaar van een dominante traditie in onze geschiedenis. Al heel vroeg, in de eerste eeuwen na Christus, begon er een tweedeling te ontstaan waarin het geestelijke en het intellectuele op een hoger voetstuk stond dan het lichamelijke en aardse. Daar kwam bij dat mannen geassocieerd werden met de geest, en vrouwen met het lichaam. Het spirituele (mannelijke) leven werd het hoogste waar je naar kunt streven, het gewone alledaagse (vrouwelijke) leven is bijzaak. In de kerk werden lichamen en hun lichamelijke verlangens genegeerd of weggezet als zondig.
De ‘intellectualization of faith’ noemt theoloog Barbara Brown Taylor dat. Geloven gaat hierbij voornamelijk over het verzamelen van informatie waarmee we de wereld om ons heen kunnen begrijpen en indelen.
Toch is het vreemd dat het christendom zo’n geestelijke religie is geworden. Want als er één verhaal lichamelijk is, is het wel dat van God die mens werd – een lichaam aannam – honger en dorst had, blij was, alleen wilde zijn, huilde. Incarnatie, noemen we dat, letterlijk: vleeswording. Jezus leerde zijn leerlingen om hem te gedenken als hij er niet meer was door voeten te wassen, brood te eten, wijn te drinken, en om nieuwe volgelingen onder te dompelen in water. Allemaal handelingen waar het hele lichaam bij betrokken is.
Een kruisje slaan in de kerk
Theoloog Janet Soskice zegt dit: ‘The body, no less than the soul, is the place where God acts.’ God spreekt net zo goed tot ons door ons lichaam, als door onze ziel. Het ene is niet hoger dan het andere. We zijn beiden: ziel en lichaam, verstand en gevoel. Die hoeven we niet van elkaar te scheiden.
Ons lichaam is niet alleen maar een handig stuk gereedschap, een voertuig voor onze geest. Wij zijn ons lichaam. Met ons lichaam komen we in contact met de ander, in ons lichaam voelen we emoties, we dansen als we blij zijn en huilen als we verdrietig zijn. Ons lichaam zegt wanneer er rust nodig is, wanneer er teveel stress is, en wanneer we bruisen van energie. In ons lichaam voelen we de spanning van de angst, het trillen van de liefde, de warmte van de lucht.
Nu ik in Engeland woon, bezoek ik op zondag verschillende Anglicaanse kerken. Net als de katholieke kerken hebben de Anglicanen meer rituelen in de kerkdienst dan protestanten. Buigen naar het kruis, een kruisje slaan, knielen bij de gebeden, elke zondag brood en wijn proeven, omdraaien bij de lezing van het Evangelie, de wierook ruiken, meer samen hardop zeggen. Mijn lichaam wordt meer betrokken bij de viering van het geloof dan in al die jaren in Nederland, al is het nu nog onwennig en haperend. Maar ik begin iets te voelen als ik het kruisteken maak. Ik raak mijn lichaam aan en maak mezelf er bewust van dat ik hier helemaal ben, en niet alleen met mijn geest.
God ontmoeten in de was ophangen
In de christelijke traditie is er naast de dominante ‘geestelijke’ stroming ook altijd de aandacht geweest voor de alledaagse handelingen en hoe die ons dichter bij God brengen. Voor mij is Barbara Brown Taylor degene geweest die mij dat het beste heeft geleerd.
Taylor zegt: ‘Ik vind juist het spirituele in de lijfelijke ervaringen hier op aarde. Juist in de meest alledaagse dingen die ik met zoveel mogelijk aandacht doe, ontmoet ik God. Er is geen onderscheid tussen werelds en heilig, tussen lichamelijk en geestelijk, als het gaat om de ontmoeting met God. Er is geen weg tot God los van het echte leven in de echte wereld, die we kunnen voelen, horen, en zien.’ (Vrije vertaling vanuit de inleiding van haar boek ‘An altar in the world’.)
En zo laat ze zien hoe ze door iets eenvoudigs als de was ophangen, zich bewust wordt van de zegeningen in haar leven en iets voelt van Gods liefde. Ze zegt hierover: ‘Ik ben blij met deze handelingen die me terugbrengen naar mijn lichaam. Er zijn tijden in het leven dat dansen het meest authentieke gebed is dat mogelijk is. Dat je lichaam weet hoe het moet reageren op wat er gebeurt. Er zit wijsheid in ons lichaam.’
Ik herken dat wel, al doe ik het veel te weinig: hoe belangrijk het is om dingen te doen die je uit je hoofd en in je lichaam brengen. Even loskomen van alle technologie en gewoon je aandacht richten op het snijden van de groenten om te gaan koken. Wandelen zonder richting of doel. Genieten van een uitzicht. Diep ademhalen en je schouders ontspannen.
Dat is de ‘practice of incarnation’, het bewust zijn van onze lichamelijkheid als de manier waarop God in ons wil wonen. ‘Not more about God. More God.’
Body positivity
Op het gevaar af dat deze blog veel te lang wordt, wil ik toch nog even kort ingaan op iets wat ik op dit moment veel zie gebeuren op social media. Namelijk het feit dat steeds meer vrouwen zich bewust worden van de gevaren van het idealiseren van het perfecte vrouwenlichaam. De ‘body positivity movement’ groeit door vrouwen die laten zien hoe je ook in een lichaam dat niet aan de norm voldoet, comfortabel kunt zijn. Ze dragen de boodschap uit dat er geen norm is en dat ieder lichaam goed is. Meer en meer mensen proberen te houden van hun lichaam zoals het is en niet voortdurend te verlangen naar dunner, sterker, knapper. Daarnaast is er de beweging van yoga, meditatie en mindfulness, die mensen leert te focussen op het hier en nu, op ademhaling en de bewustwording van je lichaam.
Ik vind het heel mooi dat deze tegenbeweging op gang komt, tegen de rationele en afstandelijke westerse traditie. Ik denk dat het allereerst nodig is dat we weer leren te houden van ons lichaam, voordat we ons er comfortabel in kunnen voelen. God houdt niet alleen van onze geest, maar ook van ons lichaam. En God ontmoeten we niet alleen in ons hoofd, maar juist ook via ons lichaam, in wat we voelen, horen, zien en ruiken.
Lichamelijkheid. Het is een onderwerp waar je nog een heleboel meer over zou kunnen zeggen. Maar voor nu lijkt het me wel even genoeg. Ik ben benieuwd of jij, lezer van deze blog, hier iets in herkent.
Inspiratie voor deze blog kwam onder andere uit:
- ‘An altar in the world’ van Barbara Brown Taylor
- ‘Love and attention’, een hoofdstuk uit ‘The Kindness of God’ van Janet Soskice