Het is vandaag Koningsdag, maar ik moet het doen zonder oranje tompoezen, zonder vrijmarkt, zonder ballonnen oplaten bij het Goudse stadhuis (oké, dat heb ik al zeker vijftien jaar niet meer gedaan) en zonder enige zichtbare oranje versiersels. Het enige oranje bezit hier in huis zijn twee ING-bankpassen, maar daar begin je ook niet veel mee als het gaat om het opwekken van een nationalistisch gevoel.
Het is daarom de perfecte dag om een eerste, voorzichtige, evaluatie te maken van wat mij als Nederlander is opgevallen tijdens de eerste maand wonen in Engeland. Daar komt ‘ie.
1) Engelsen hebben een ‘ding’ met schoorstenen. Waar in Nederland een schoorsteen een soort noodzakelijk kwaad is om de rook van je kachel naar boven te transporteren, is een schoorsteen in Engeland een versiering van je huis. Rijd je bijvoorbeeld met de trein van Harwich naar Cambridge en passeer je onderweg allerlei dorpen en steden, dan zie je overal die schoorstenen fier de lucht in steken. Engelsen doen geen enkele moeite om hun schoorsteen te verbloemen, nee, ze maken ze zo groot mogelijk en met liefst zoveel mogelijk pijpen.
2) Engelsen zijn bang om te verdrinken. Het is ook mogelijk dat ze allemaal niet kunnen zwemmen. Hoe het ook zij, bij ieder oppervlaktewater staan reddingsboeien. Bij een meer met enige diepte kan ik dat nog begrijpen, maar er staan ook reddingsboeien bij plasjes van een halve meter diep en twee meter breed. Niet gelogen.
3) De chaos tussen fietsers en voetgangers. Kijk, dat links rijden, dat heb je vrij snel onder de knie. Je doet gewoon alles links in plaats van rechts. Waar het echt ingewikkeld begint te worden, is bij de plekken waar fietsers hun pad moeten delen met voetgangers. Voetgangers hebben namelijk de neiging om rechts te gaan lopen, wat op zich een goed idee is, ware het niet dat niet alle voetgangers daar hetzelfde over denken. Tel daarbij op dat de stratenplanners in een soort idee van orde creëren ook nog eens geprobeerd hebben om aan het begin van dergelijke paden alle fietsers naar de ene kant te sturen, en alle voetgangers naar de andere. In theorie krijg je dan vier verkeersstromen op één pad. Voetgangers begrijpen daar dan helemaal niets meer van en besluiten om dan maar gewoon zowel links, rechts, als in het midden te gaan lopen. Je krijgt dan een situatie die doet denken aan de Utrechtse Vismarkt, en dat zegt genoeg.

4) Het onbegrip tussen fietser en automobilist. Als rechtgeaarde Nederlanders doen wij veel op de fiets. In een stad als Cambridge is dat niet gek, daar zie je zelfs echte stadsfietsen met mandjes voorop. Buiten de stad zie je alleen dure tourfietsen en fietsers met helmen en veiligheidshesjes. Ik snap wel waarom. Om dezelfde reden als waarom er chaos tussen voetgangers en fietsers ontstaat: in Engeland weet men eigenlijk geen raad met de fietser. Moet hij op de stoep fietsen, of op de weg? Maken we een apart fietspad, of niet? Een echte keuze wordt er niet gemaakt. Gevolg is dat je als fietser van hot naar her wordt gestuurd, vooral op de provinciale wegen op het platteland en de grotere wegen in de stad. Dan weer is er een plekje vrijgemaakt aan alleen de rechterkant van de weg, waar fietsers van beide richtingen mogen fietsen. Dan weer moet je als fietser je plek met de busbaan delen. Dan weer moet je gewoon op de autoweg rijden en maar hopen dat achteropkomende auto’s je zien – ter geruststelling, ja, dat doen ze, ze rijden met een enorme boog om je heen. Dan weer wordt je plotseling van de rijbaan de stoep opgestuurd om over te steken bij de voetgangers, alleen maar om erachter te komen dat ze voor de zekerheid óók een fietsvlak hebben gemaakt bij het autostoplicht. Verwarring dus. Gelukkig hebben wij beiden jarenlange ervaring als fietser in Utrecht. Wij redden ons wel. En door Engelsen wordt hier ook volop over geklaagd, met als gevolg de situatie in ons nieuwe wijkje Eddington: fietspaden gescheiden van voetpaden!

5) Engelsen houden van bellen. Het kan ook zijn dat het internet wat achterloopt, maar wij moesten allerlei zaken hier telefonisch regelen: internet, elektriciteit, National Insurance Number. Natuurlijk is dat niet erg, maar hoe handig zou het zijn dat je met je Nederlandse, moeilijk uit te spreken naam, gewoon de letters kunt intypen in een digitaal formulier? Een voordeel: we zijn nu wel heel goed in het duidelijk spellen van onze namen, én we leren langzaam de Engelse ‘bijnamen’ voor letters. Charlie Bravo Three One Tango Zebra is bijvoorbeeld onze postcode. Klinkt toch best cool!
6) Engelsen kunnen goed spreken in het openbaar. Of het nu komt door hun droge humor of doordat ze er op school veel beter in opgeleid worden, ik vind dat ze met veel meer gemak en zekerheid hun boodschap kunnen overbrengen dan Nederlanders.
6) Suiker in het brood. We waren er al door een Nederlandse vriend voor gewaarschuwd: in het Engelse brood zit suiker. En ja, dat blijkt te kloppen. Zelfs in de verder op gezond eten gerichte Sainsbury’s bij ons om de hoek. Wie weet, misschien gaat de recent in Engeland ingevoerde suikertaks hier nog wat aan veranderen, het schijnt dat de hoeveelheid suiker in de meeste frisdranken hierdoor al sterk verlaagd is. Want in Engeland is overgewicht echt een groot probleem.
7) Plat in Engeland is iets anders dan plat in Nederland. Iedereen vindt Cambridge ontzettend plat. Dat lijkt het ook, op het eerste gezicht. Maar als Nederlander op de fiets, en zeker een Nederlander afkomstig uit de polders van het Groene Hart, merk je toch iets anders: de wegen gaan omhoog en omlaag, er zijn heuse heuvels en hoogteverschillen. Zo plat als in Nederland, zo vind je het niet veel, behalve dan ten noorden van Cambridge, waar de Fens liggen. Het is dan ook geen verrassing dat dit gebied ooit door een Nederlander is drooggelegd.
Tot zover de eerste observaties. Het zijn eigenlijk details, en daaraan merk je ook meteen dat het leven in Engeland niet zo heel veel verschilt van dat in Nederland. Om onze dag toch nog een koninklijk tintje te geven, gaan we vanmiddag naar de evensong in King’s College. Fijne Koningsdag!